Donkere Metten

De Donkere Metten

De Donkere Metten (Du. Finstermetten, Fr. Tenèbres) danken hun naam aan een lichtritueel dat al in de 8ste eeuw te Rome werd beschreven. Tijdens het zingen van het nachtgebed tijdens het Triduum sacrum (de drie dagen die beginnen met de avondmis van Witte Donderdag en eindigen met de Vespers van Pasen) wordt na het zingen van elke psalm een van de lichten in de kerk gedoofd, totdat deze aan het einde van de Lauden geheel in duister gehuld is. In de Middeleeuwen ontstond de gewoonte de laatste kaars niet te doven, maar achter het altaar te verstoppen. In de geheel verduisterde kerk zingt het koor vervolgens het gezang Christus factus est, gevolgd door het reciteren van psalm 50 (51), Miserere mei Deus. Daarna keert de kaars weer terug, als symbool voor de verrijzenis van Christus.

De Metten en Lauden (resp. het nacht- en het ochtendgebed van de Kerk) bestaan uit psalmrecitaties, gezongen lezingen uit Bijbel en Kerkvaders en dramatische responsories, die tezamen als in een middeleeuws altaarstuk de gebeurtenissen rond Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag schilderen. Zo wordt er over het verraad, de vertwijfeling in de Hof van Olijven, de veroordeling tot de dood, de kruisiging, de graflegging en de nederdaling ter helle gemediteerd. Het is een lang ritueel (zeker 2 uur), maar voor wie zich eenmaal eraan heeft overgegeven, speelt tijd geen rol meer.