Advent
In het Westers Christendom wordt de adventsperiode gevormd door de vier zondagen voor Kerstmis. Het is ook het begin van het kerkelijk jaar. Advent komt van het Latijnse “adventus”, “komst”. Het is een tijd van drievoudig verwachten: de herdenking van de geboorte van Jezus, de komst van Christus in het hart, en de Wederkeer van Christus.
De Vespers hebben hun eigen antifonen en psalmen. Vooral is deze periode bekend doordat in de zeven dagen voor Kerstmis (17 tot en met 23 december) speciale Magnificat antifonen worden gezongen, de Grote O-antifonen. Deze hebben allen dezelfde melodie, en de teksten beginnen steeds met het Woord “O”. Zij lijken als één groep te zijn gecomponeerd, uiterlijk in de 8e eeuw, mogelijk al vóór de zesde eeuw. In omgekeerde volgorde geven de beginletters van het tweede woord “ERO CRAS”: “Morgen zal ik bij jullie zijn”. Die woorden zijn de oudtestamentische titels voor de komende Messias zoals geprofeteerd in Jesaja:
(17 dec) O Sapientia – O Wijsheid (Spreuken 8:1-6)
(18 dec) O Adonai – O Heer (Deuteronomium 10:16-22)
(19 dec) O Radix Jesse – O Wortel van Isai (Jesaja 11:1-10)
(20 dec) O Clavis David – O Sleutel van David (Jesaja 22:20-22)
(21 dec) O Oriens – O Dageraad (Maleachi 4:1-3)
(22 dec) O Rex gentium – O Koning der volkeren (Jeremia 10:1-7)
(23 dec) O Emmanuel – O Emmanuel (Jesaja 7:14)
In deze periode valt altijd de zondag van de vierde advent – de schola zal dan dus één van deze antifonen zingen (in 2021 “O Radix Jesse”, op 19 december).
In deze Vespers horen ook aparte Benedictusverzen. Het laatste is “Ecce completa sunt omnia quae dicta sunt per angelum de Virgine Maria” – “En zie, alles is bewaarheid geworden wat de Engel Maria heeft aangezegd”.
De O-Antifonen in het handschrift StGallen 0390, p 40. (https://www.e-codices.unifr.ch/en/list/one/csg/0390).