Omdat de Nicolaaskerk een basiliek is, is het zeer gepast om aandacht te schenken aan de patroonheiligen van de Vaticaanse Sint-Pietersbasiliek: HH. Petrus en Paulus. Rond het jaar 350 werden deze heiligen reeds gevierd op hun beide graven, en wel op één dag, de 29e juni. Later, in de achtste eeuw, begon men de H. Paulus op de 30e juni te vieren, waarbij 29 juni de belangrijkste dag bleef én de aanduiding HH. Petrus en Paulus kreeg.
Bovenstaande ontwikkeling verklaart waarom de feesteigen responsoria en antifonen alleen betrekking hebben op Sint Pieter en niet op Sint Paulus. De hymne uit de lauden Iam bone pastor maakte oorspronkelijk deel uit van een grotere hymne, namelijk Aurea luce. In de traditie wordt deze hymne toegeschreven aan Elpis, de echtgenote van Boëthius. Doch, het is waarschijnlijker dat de oorsprong in de Karolingische tijd gezocht mag worden. In tegenstelling tot de antifonen en de responsoria, wordt hier ook aandacht besteed aan Paulus. Bij Petrus vinden we een referentie naar de gegeven macht om de toegang tot de hemel te openen of te sluiten (Mt 16, 18-19), en bij Paulus vinden we een referentie om te zoeken wat hemels is en niet aards (Kol 3,1-2).
In de monastieke Metten voor Petrus en Paulus uit het tiende-eeuwse handschrift Hartker (Sankt Gallen 390/391) vinden we feesteigen antifonen. In de eerste nocturne vinden we verdeeld over zes antifonen hoe Petrus en Johannes naar de tempel gaan, alwaar Petrus een lamme geneest (Hand 3, 1-10). In de korte Metten, zoals de Schola Cantorum Amsterdam ze viert, is gekozen voor de Romeinse benadering. Daarbij zijn de antifonen genomen uit het gemeenschappelijke van apostelvieringen. Deze antifonen zijn citaten uit de betreffende psalmen en kunnen geïnterpreteerd worden in het licht van een apostelfeest. Deze wijze van vieren heeft overeenkomsten met oude gebruiken in de Sint-Pieter, zoals we kunnen vinden in het twaalfde-eeuwse Vaticaanse handschrift CVbav B.79. Dit bevestigt de petrijnse band die in de Nicolaas is ontstaan door de basiliekverheffing.