PINKSTEREN
Als afsluiting van de Paastijd viert de Kerk Pinksteren. Dit feest markeert het ontvangen van de heilige Geest, zoals Jezus het aan de apostelen beloofd had. Elke dag nog wordt in het getijdengebed hieraan gerefereerd in de Terts.
De Metten van Pinksteren beslaan net als die van Pasen drie psalmen en drie lezingen. In de Ordo Romanus Primus (7e/8e eeuw) is reeds beschreven dat in Rome één Nocturne gebeden wordt in plaats van drie. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat de Romeinse geestelijken rond die feestelijkheden een buitengewoon vol programma hadden.
Doorheen het gehele Pinksterofficie worden de Pinkster-gebeurtenissen uit Handelingen en het Johannesevangelie volop geciteerd. De psalmkeuze in de Metten is opvallend. Zoals de joden met het Wekenfeest (Sjavoe’ot) de wet ontvingen, zo ontving de Kerk de heilige Geest met Pinksteren. De Kerk, de stad waar God woont, wordt beschreven als het hemelse Sion in psalm 47. De grote tekenen van God en de bevrijding, beloofd door Hem (psalm 67 en 103) worden tegenwoordig gesteld in de vierende Kerk. Door een tekstregel uit deze psalmen als antifoon te nemen worden deze psalmen virtuoos verbonden met het Pinkstergebeuren.