HEMELVAART
Op de veertigste dag van Pasen viert de Kerk het hoogfeest van Hemelvaart. Het bekendste Hemelvaartsverhaal vinden we in de Handelingen van de apostelen (Act 1, 1-10), en in de liturgie van deze dag wordt veelvuldig hieruit geciteerd. Behalve de hemelgang van Jezus Christus vinden we in het officie ook andere thema’s terug. In twee responsoria (Post passiónem en Omnis pulchritúdo) beleven we hoe de tijd na Hemelvaart verweesdheid en verwachting van de heilige Geest betekent. In de hymne zien we een meer hemels perspectief, namelijk hoe Christus de troon bestijgt, rechtspreekt en aanbeden wordt door al de drie lagen van de schepping. In de preek van Gregorius de Grote komt die volheid van de schepping terug als hij uitweidt over wat het betekent dat aan alle schepselen het goede nieuws verkondigd moet worden.
In tegenstelling tot de scholapraktijk beslaan de eigenlijke Metten van Hemelvaart drie nocturnen. Wij korten deze dienst in tot één nocturne, maar voegen daar wel het Hemelvaartsevangelie uit Marcus aan toe.