Het hoogfeest van Christus Koning van het Heelal is een vrij nieuwe loot aan de liturgische boom. Het is op 11 december 1925, 1600 jaar na het Concilie van Nicea, ingesteld door paus Pius XI. De oorspronkelijk plaats in het liturgisch jaar was op de laatste zondag van oktober. Na de liturgievernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie is het naar de laatste zondag van het kerkelijk jaar verplaatst.
Een centraal thema van dit feest is Christus als παντοκράτωρ (pantocrator), zoals we dat ook uit de christelijke oudheid kennen. In de vesperantifonen komt dat naar voren met teksten over Christus die zal zetelen op de troon van David, dat hem alle macht is gegeven, dat Hij zal heersen tot aan de einden der aarde, en ook dat Hij vrede brengt. De antifoon Super solium vinden we in de oude handschriften in de tweede zondag van de Advent en ook bij Maria Boodschap (25 maart), wanneer de menswording van Christus gevierd wordt. De antifoon Magnificabitur lijkt qua melodie en woorden sprekend op de Kerstmisantifoon Magnificatus est. Deze twee vesperantifonen van Christus Koning illustreren goed dat dit feest ook over de komst van de Heer gaat. Dit feest loopt dus al een week vooruit op de Advents- en Kerstperiode, waardoor het ene liturgisch jaar naadloos overgaat in het andere.
De psalmodie van deze zondag is afwijkend. Naast Pss. 109 en 110 wordt Ps. 144 verdeeld over twee stukken gezongen. In Ps. 109 komen het koninklijke en messiaanse aan de orde, terwijl we in de andere psalmen God leren kennen als iemand die zorg heeft voor zijn mensen en oog heeft voor de zwakken.
De hymne Te sæculorum van de jezuïet Genovesi (1887-1967) is een dichtwerk over bovenstaande thema’s. Aanvullend gaat deze hymne ook over hoe Christus niet aangenomen wordt als Heer en dat er in de wereld vijandigheid heerst.
De Schola Cantorum Amsterdam heeft ervoor gekozen om de antifoon Cum appropinquaret te zingen als Magnificatantifoon. Deze antifoon heeft eigenlijk haar plaats op de donderdag na Christus Koning. Ze verhaalt over Christus die weent over de toekomst van Jeruzalem. In deze antifoon mogen we zowel de vijandigheid jegens de stad van God als een eindtijdverwachting herkennen, die meespelen in dit hoogfeest. En juist de eindtijdverwachting en de dag des oordeels worden uitgebreid uit de doeken gedaan in het Dies iræ, dat de schola heel gepast ook op dit feest zingt.