Sacramentsdag

Het hoogfeest van Sacramentsdag vindt haar oorsprong in de werkelijke aanwezigheid van Onze Heer Jezus Christus in de gaven van brood en wijn. In de tijd van de kerkvaders was het werkelijke lichaam van Christus aanwezig in de kerkgemeenschap en het mystieke lichaam van Christus in de geheiligde gaven van brood en wijn. In de loop van de tijd zijn die betekenissen omgedraaid, is een zeer sterke devotie voor de geheiligde gaven van brood en wijn ontstaan en is men minder ter communie gegaan, wat resulteerde in het gebruik van eucharistische aanbidding.

In 1209 heeft de kloosterzuster Juliana van Cornillon een vision waarin een volle maan een donkere vlek heeft. De volle maan representeert de Kerk en de vlek representeert het ontbreken van een feest om het Allerheiligst Sacrament te vieren. De aartsdiaken van Luik, Jacques Pantaléon, en ook de bisschop van Luik, Robert de Thorete kwam dit ter ore. In 1246 werd het een feest in Luik en een officie werd samengesteld door Johannes van Mont-Cornillon. Aartsdiaken Jacques Pantaléon werd paus Urbanus IV en hij legde vast dat vanaf 1264 de hele kerk Sacramentsdag zou vieren.

Behalve het Luikse officie voor Sacramentsdag, zijn er ook cisterciënzer, norbertijnse en benedictijnse officies voor dit feest geschreven. Waarschijnlijk heeft Thomas van Aquino geen officie voor dit feest geschreven en is zijn heiligverklaring gebruikt om het officie meer statuur te geven. De gezangen van het officie dat graag aan Thomas wordt toegekend zijn gekenmerkt door een modale opeenvolging van zowel de antifonen als de responsoria (eerste antifoon staat in eerste modus, de tweede antifoon in tweede modus, etc.). Ook zijn de antifonen citaten uit de psalmen waar ze bij horen. De melodieën van alle gezangen zijn terug te voeren op oudere gezangen. Voor de vesperantifonen die de schola zingt zijn de melodieën te herleiden tot de H. Drieëenheid, H. Thomas en H. Nicolaas.